Griekse woorden in NL - A

Het woordenboek van de Griekse Gids

A B C D E F
G H I J K L
M N O P R S
T U V X Y Z

 

Achillespees: heldenfiguur uit de Griekse mythologie. Door toedoen van zijn moeder was hij onkwetsbaar behalve aan zijn hiel (achillespees). Zijn dood werd door Homeros in de Ilias bezongen.

Acrobaat:[Uit het Gr. akro-bateo, op de tenen lopen] Oorspronkelijk de indicatie voor koorddansers, tegenwoordig voor de artiesten van de lichaamsbeheersing. Men maakt onderscheid tussen luchtacrobaten en grondacrobaten.

Aëro:"Lucht-" in samenstellingen, bijv. aërodynamica, leer van de beweging van de gassen; aëronautiek, luchtvaart; aërosol, mengsel van gas en hierin zwevende stofdeeltjes.

Akoestiek: Akouo=luisteren/horen

Alfabet:De opeenvolging van letters van een schrift. Het woord alfabet is samengesteld uit de letters alfa en beta: de eerste twee letters van het Griekse alfabet.

Allegorie: Beeldende voorstelling van een idee of abstract begrip. Vorm van beeldspraak, die een hele zin of meerdere zinnen wordt volgehouden (allos = anders en agorevo = in de volksvergadering (agora) spreken)

Amfitheater: Een amfitheater is een theater dat door de Grieken in de oudheid werd gebouwd. De vorm is rond of ovaal en is gebouwd met oplopende rijen zitplaatsen, meestal gebouwd tegen een berghelling aan.

Amfibieën:Amfibieën zijn gewervelde dieren, waarvan de larven in het water leven en door kiemen ademhalen. 

Anatomie: De kennis van de bouw van levende lichamen.

Anekdote: an-ekdoton (Grieks: = niet uitgeven) oorspronkelijk ingekort bericht over uitspraken of over de houding van bekende persoonlijkheden.

Anesthesie: Het beëindigen van pijngevoelens door het onderbreken van de betrokken zenuwen.

Anoniem: Niet genoemd.

Anti: Voorvoegsel "tegen".

Antropologie: Antropos=mens, logos=woord

Antroposofie: Antropos=mens, sophia=wijsheid

Apatisch: Gevoelloos, onverschillig

Apocalyps: Openbaring, laatste boek van het  Nieuwe Testament, bevat visioenen van de ondergang van de wereld.

Apostel: Gezondene, zendbode van Jezus om het  evangelie te verkondigen

Apotheek: Ambachtelijk bedrijf voor de voorbereiding en de verkoop van geneesmiddelen. 

Apotheose: Theos=God, het verheffen van personen of helden tot God

Archeologie: Oudheidkunde.

Architect: bouwmeester

Aristocratie [Gr. = "heerschappij van de besten"] betekent in de eerste plaats een heerschappijvorm en ten tweede een sociaal geprivilegieerde leidende klasse.

Aroma:[Gr. = welriekende kruiden, specerij] Benaming voor aangename geur.

Asiel:[Gr.] Het laatste toevluchtsoord voor vervolgden.

Astma: Ademnood

Astrologie:Ster aanduiding, leer waarbij naar de positie van gesternten gebeurtenissen en het persoonlijk noodlot afgeleid zouden kunnen worden (horoscoop).

Athanasie:Onsterfelijkheid

Atheïsme:Niet in God geloven.

Authentiek:auto=zelf bv automobiel=zelfrijdend

Autobiography: autos=zelf, bios=leven, graphein=schrijven

Autochtoon: Oorspronkelijke bewoners.

Autodidact: Intellectueel door zelfstudie.

Automaat: Zelfwerkend toestel

Axioma: Axioma’s zijn de onbewijsbare, maar onaanvechtbare grondwetten van een theorie.

 

Nederlands Grieks




Ook interessant!

Aristoteles
Aristoteles
Socrates
Socrates
Historische personen
Historische personen
Alexander de Grote
Alexander de Grote