Griekse woorden in NL - F

Het woordenboek van de Griekse Gids

A B C D E F
G H I J K L
M N O P R S
T U V X Y Z

 

Farmacologie: Geneesmiddelenleer.

Fase: Periode (van een ontwikkeling), tijdpunt, toestand, verschijningsvorm.

Fenomeen: Met de zintuigen waarneembare verschijning, (buitengewone) natuurverschijning, in overdrachtelijke zin ook voor wonderen.

Filantroop: Menslievend.

Filatelie: Studie van de postzegels; filatelist, de postzegelverzamelaar.

Filosofie: liefde tot kennis of wijsheid

Filharmonie:vriend van de algemene overeenstemming.

Filologie:[Grieks] Taal- en literatuurwetenschap. De klassieke filologie houdt zich bezig met Grieks en Latijn, de moderne filologie met de levende talen, b.v. germanistiek, anglistiek, romanistiek, slavistiek. Letterlijk houden van woord.

Fobie: Ziekelijke vrees.

Fonetiek: Klankleer, de leer van de opwekking en aanwending van klanken. (foni=stem)

Foon: maat voor de natuurkundige grootheid van geluidssterkte.

Foto: Voorvoegsel: "licht". (fos=licht)

Fysica: wetenschap die natuurlijke verschijnselen bestudeert en dan aan de hand van wiskundige wetten verklaart.

Fysisch:[gr. Phusikos], Natuur, lichaam (hoedanigheid), werkelijkheid.

 

Nederlands Grieks




Ook interessant!

Socrates
Socrates
Historische personen
Historische personen
Plato
Plato
Aristoteles
Aristoteles